Allemaal zandkorreltjes
De vrijheid hebben om uit te vinden wie je bent. Juist dan kom je in contact met andere werelden, nieuwe mensen én beleef je wat. Meike Geurtsen, 2e-jaars student, is zo’n grensverkenner. Deze keer blogt ze over haar dienst op de ic-afdeling van het Radboudumc.
"Mondkapje weggooien, handen desinfecteren, schort om, mutsje op, masker op. Oh ja, en de spatbril niet vergeten. Ik schrijf op 2 stickers ‘Meike fysio i.o. 9:00’ en plak ze op het mutsje. Met stickers beplakt en met spanning bezakt, loop ik de omkleedruimte uit, en een onbekende wereld in.
Ineens is het snel gegaan. Radboudumc wil hoe dan ook voorkomen dat ze de reguliere zorg door de 2e coronagolf weer flink moet afschalen. Na overleg en tal van overwegingen wordt ons, aan de andere kant van de Kapittelweg, gevraagd: “Kunnen jullie ons helpen bij het draaien en positioneren van coronapatiënten op de intensive care?” Een van de kleine oplossingen voor dit grote vraagstuk ligt binnen de vierkante kilometer rondom het ziekenhuis. Beter een goede buur, dan een verre vriend!
Het is nu amper een week later, als ik de ic oploop. De afgelopen dagen stonden in het teken van oefenen en voorbereiden op wat komen gaat. Voor zover dat kan, natuurlijk. Ik hoop dat ik er mijn steentje kan bijdragen. Al voelt het meer als een zandkorreltje.
Tussen alle apparatuur zie ik plotseling een gezicht van een doodziek iemand. Ik slik een keer.
De deur van de ic-afdeling gaat open. Volgzaam loop ik mee met de fysiotherapeut met wie ik de dienst ga draaien. Met iedere stap voel ik me meer tot rust komen. Ik scan elke vierkante centimeter van de afdeling en vang een bizar hoog aantal piepjes op. Tussen alle apparatuur zie ik plotseling een gezicht van een doodziek iemand. Ik slik een keer.
We gaan de 1e patiënt draaien. Ik luister, kijk en leer, en doe dan wat ik moet doen. Ik til je even op, zodat de IC-verpleegkundige je hoofd kan draaien. Dan laat ik je weer rustig op je matras zakken. Ik ondersteun je met wat kussens. Leg je ene hand in een vuist. De andere hand laat ik open liggen. Door ook je handen anders neer te leggen, wordt de kans groter dat je hierna weer sneller zelfstandig met bestek kunt eten. Het zijn de kleine dingen die ertoe doen. Lig je goed? Pas als ik 100% tevreden ben, verlaat ik je kamer.
Om me heen lopen verpleegkundigen, ingepakt in een onesie, die zich uren achtereen in het zweet werken. Zelf verwijderd van frisse lucht, bieden ze lucht aan anderen. Ook vertellen ze wat ze voor je doen, ook al krijg je dat waarschijnlijk niet mee. Sommigen schelden ze uit, de media noemt ze helden. Ze zijn het grootste cadeau dat je in gezondheidsnood kunt krijgen.
Waar narigheid is, vind je altijd helpers.
Tegen het einde van de dienst bekruipt me een groot gevoel van troost. Ik kijk in een hoekje naar de hoeveelheid mensen die zó hun best doen, goed doen voor iemand anders. Waar narigheid is, vind je altijd helpers. Ik loop door de ziekenhuisgangen en lees de berichtjes op mijn mobiel. Van de collega die me succes wenst, die me ontlast en zorgt dat ik de komende tijd op de ic kan zijn. Van klasgenoten, die vragen hoe het was. Ik ben blij met hun luisterend oor.
Eigenlijk zijn we allemaal zandkorreltjes. Als de dam het begeeft, maken we van het zand samen een steentje. Dat is niet jouw of mijn steentje, maar ons steentje bijdragen.
Het is iets na twaalven, enkele weken later. Voldaan stap ik door de deuropeningen van het Radboudumc naar buiten. In de verte zie ik het gebouw van de HAN. Er zit weer een dienst op. Ik kijk naar de blauwe lucht, wat witte wolken en de stralende herfstzon. Een briesje kietelt op mijn wangen en neus. Ja, er is veel narigheid, maar laten we ons daar niet blind op staren. Zie ook het mooie. Het is te vinden vlakbij de ellende."