Zó gaan zorgmedewerkers gezond aan het werk
Wat startende zorgmedewerkers helpt om fysiek en mentaal toegerust te zijn op de uitoefening van hun vak? Het begint al tijdens de opleiding, met voldoende bewegen en sporten, op een manier die bij ze past. Precies waar het postdoconderzoek van Velibor Peters over gaat. Een update.
Een ochtend op ROC Nijmegen. Studenten beroepsbegeleidende leerweg (bbl) van de opleiding Helpende Zorg en Welzijn schuiven aan bij een sessie onder leiding van hbo-student Lara Buurman, 4e-jaars Sportkunde aan de HAN. De missie van vandaag? Aan de hand van foto's input ophalen voor haar scriptieonderzoek, over de belemmerende en bevorderende factoren van bewegen. "Wie heeft een foto meegenomen van een activiteit die je graag doet? Een moment waar je gelukkig van wordt of energie van krijgt? Iets wat je graag met anderen doet? Of een plek waar je graag bent?"
Het belang van bewegen
De groep moet nog een beetje warmdraaien. Ook omdat de studenten niet helemaal scherp hebben wat het verband is tussen deze vragen over hun activiteiten en hun opleiding en toekomstige werk. Ze hebben het druk met stagelopen, school en soms ook nog de zorg voor een gezin. De meesten van hen zijn namelijk zij-instromers; (jong)volwassenen die je niets meer hoeft te vertellen over het belang van bewegen. Of toch wel?
Risico op uitval
Uit onderzoek blijkt dat net gestarte zorgmedewerkers slecht voorbereid zijn op de uitdagingen in hun werk, zoals onregelmatige werktijden of fysieke belasting. Ze vallen relatief vaak uit. Daardoor zijn ze minder verzekerd van een succesvolle loopbaan en een gezond leven. Meer bewegen helpt om duurzaam en vitaal aan het werk te blijven. Maar ja, hoe krijg je aankomende professionals zover dat ze nog vóór de start van hun loopbaan vaker tussendoor de fiets pakken, traplopen of aan krachttraining doen?
Sporten op maat
Dik 2 jaar geleden startte Velibor Peters – docent en onderzoeker bij het lectoraat Arbeid en Gezondheid – een postdoconderzoek dat antwoord op deze vraag moet geven. Gaandeweg is hij zich vooral gaan richten op factoren die van invloed zijn op de implementatie van sport- en beweegprogramma's onder hbo-v-studenten en onder verzorgenden en helpenden op mbo-niveau 2 en 3 (bbl-studenten en studenten beroepsopleidende leerweg - bol). Velibor: "Neem het sportkeuzeprogramma Sport op Maat bij ROC Nijmegen. In hoeverre sluit het aan bij de wensen en behoeften van mbo-studenten? En wat motiveert ze om actief eraan deel te nemen?"
Foto: Velibor Peters
Motieven om te bewegen
Dat is waar Lara zich mee bezighoudt. Met participatieve onderzoeksmethoden als SIM en photovoice gaat ze na wat voor 2e- en 3e-jaars mbo-studenten Helpende Zorg en Welzijn motieven zijn om in beweging te komen. Daarom staat ze voor die groep bbl-studenten: om te ontdekken waar ze op aanslaan. Er komen kiekjes op tafel van een wandeling met de hond, een biertje in de derde helft van een voetbalwedstrijd, of met familie aan zee. Lara vraagt de studenten wat ze ermee willen laten zien. "Ik vind wandelen leuk, dan kan ik resetten", klinkt er. Of: "Ik vind de voetbaltrainingen heel gezellig met mijn team. Dan kunnen we lekker bijkletsen." En die foto aan zee? Die staat voor lekker uitwaaien en het hoofd leegmaken.
Aanbevelingen sportprogramma
"Wat opvalt, is dat de mbo-studenten weinig kennis hebben van wat gezond bewegen en leven is", stelt Lara na de sessie en bij afronding van haar onderzoek. Gaat het om contextueel motiverende factoren, dan ziet ze dat sociale ondersteuning goed werkt. Fit blijven, afvallen en stress verminderen zijn duidelijke beweegmotieven. En een zingevende factor is bijvoorbeeld mentale rust ervaren. Allemaal aanbevelingen die zij en Velibor meenemen in gesprek met het roc, om het programma Sport op Maat bij te stellen.
Professionele ontwikkeling
"Ik ben heel blij met wat Lara heeft opgeleverd", zegt Velibor verheugd. "Samen met de resultaten uit andere deelonderzoeken geeft het een goed beeld van waar sport- en beweegprogramma's aan moeten voldoen en hoe je mbo-studenten erin meekrijgt. Al heb ik ook ontdekt dat er een belangrijke taak is weggelegd voor de docenten. Zij kunnen mbo-studenten duidelijk maken dat duurzaam inzetbaar zijn een belangrijk onderdeel is van hun professionele ontwikkeling."
Participatieve aanpak
Bovenal kijkt Velibor met voldoening terug op de aanpak en de samenwerking met het roc. "Vernieuwend aan dit onderzoek is dat we aan de doelgroep hebben gevraagd wat zíj nodig hebben. En wat volgens hen factoren zijn die bijdragen aan meer bewegen. Die participatieve aanpak is helemaal van nu." Of hij al zo ver is om de aanpak, resultaten en conclusies te delen? "Ik sta op het punt om de data en producten uit alle deelonderzoeken naast elkaar te leggen. Eind oktober hoop ik mijn onderzoek af te ronden."
Het postdoconderzoek van Velibor Peters sluit aan bij de focus Sociaal – Fair Health van de HAN. Onderzoekers, docenten, studenten en professionals werken samen aan oplossingen om sociaaleconomische gezondheidsverschillen te verkleinen.