HAN experimenteert met 'slimme' laadpalen
De HAN stelt 2 extra laadpalen voor elektrische voertuigen beschikbaar, als onderdeel van een onderzoeksproject. De apparatuur is verbonden met een lokaal smart grid en wordt gebruikt om algoritmes te testen.
Woensdag 5 september onthulden de HAN en netwerkbedrijf Alliander 2 nieuwe laadplekken, die vanaf 17 september beschikbaar zijn voor HAN-medewerkers. Gebruikers dragen bij aan het Sustainable Charging -onderzoek van het Lectoraat Meet- en Regeltechniek.
De apparatuur is verbonden met een innovatief energiesysteem op de hogeschool, dat onderdeel is van het project Cellular Smart Grid Platform (CS-GriP). Er wordt gebruik gemaakt van zonne-energie die lokaal wordt opgewekt. Een deel van die energie wordt opgeslagen in batterijen, zodat duurzame stroom beschikbaar is wanneer de zon niet schijnt. Een regelsysteem, dat onder andere door het Lectoraat Meet- en Regeltechniek werd ontwikkeld, houdt het energienetwerk in balans.
Slimme laadcycli
De HAN gebruikt de laadpalen voor experimenten met algoritmes en controletechnieken, die gericht zijn op slimme laadcycli. Deze zorgen dat auto’s vooral worden geladen wanneer veel duurzame energie wordt opgewekt. Het is niet de bedoeling om tot een concreet eindproduct te komen, maar om te leren van verschillende laadmethoden in de praktijk.
De algoritmes die worden getest, zijn gericht op elektriciteit uit allerlei bronnen. ‘We werken met zonne-energie, omdat die beschikbaar is op de HAN. Als we hier windenergie konden opwekken, zouden we windenergie gebruiken’, zegt Ballard Asare-Bediako, senior onderzoeker bij het Lectoraat Meet- en Regeltechniek.
Met het onderzoek levert de HAN een bijdrage aan laadmogelijkheden van de toekomst. Naar mate het aandeel duurzame energie in Nederland groeit, wordt het moeilijker om energiestromen te regelen. De meeste opwekapparatuur – zoals zonnepanelen en windmolens – is afhankelijk van de weersomstandigheden. Omdat energie niet altijd in dezelfde mate beschikbaar is, moet het gebruik ervan worden gemanaged.
Om dat voor elkaar te krijgen, zijn veel disciplines nodig. Bij het laadpalenproject zijn meerdere partijen betrokken. De HAN werkt samen met netbeheerder Alliander, die een grote bijdrage leverde aan de ontwikkeling van de laadpalen. In dat proces werden bovendien mbo-studenten van opleiding Besturingstechniek van het RijnIJssel College betrokken.
Op de HAN zijn de volgende opleidingen aan het project verbonden:
Spin-off
De betrokkenen borduren voort op jarenlang onderzoek naar smart grids. Bedrijven en kennisinstellingen startten in 2010 met SOPRA (Sustainable Off-Grid Power Station for Rural Areas) Binnen dat project werd een off-grid energienetwerk ontwikkeld, voor gebieden die niet zijn aangesloten op het reguliere elektriciteitsnet. Op die plekken kan lokaal-opgewekte duurzame energie worden gebruikt.
In 2013 werd daar een schepje bovenop gedaan, toen het follow-up-project CS-GriP van start ging. De betrokken partijen wilden off-grid energienetwerken aan elkaar en aan het elektriciteitsnet kunnen koppelen. Vandaar de naam: Cellular Smart Grid Platform (CS-GriP). Verschillende ‘cellen’ worden met elkaar verbonden.
Sustainable Off-grid Power Station for Rural Applications (SOPRA)
Eigen technologie
Op 16 januari 2018 werd de werking van het off grid-energienetwerk aangetoond in Lelystad, op de ACRRES Smart Energy Test Site, onder het oog van zo’n 135 bezoekers. In het netwerk zat een aantal sub-componenten, zoals windmolens, zonnepanelen, bio-ethanol-generatoren en laadpalen. De laadpalen die nu op de HAN worden gebruikt, zijn geüpgradede versies van de laadpalen in de testomgeving in Lelystad.
Omdat de laadpalen zelf ontwikkeld zijn, kunnen de onderzoekers ze inzetten voor uiteenlopende doeleinden. (Aan bestaande technologie kleven vaak restricties.) Het Lectoraat Meet- en Regeltechniek wil de palen gebruiken voor het project NEFUSTA (New Energy Fueling Station), waarin de HAN onderzoek doet naar het tankstation van de toekomst.
Deze ontwikkeling laat zien dat langdurige samenwerking tussen bedrijven, onderzoekers en disciplines binnen kennisinstellingen kan leiden tot meerdere spin-offs. De kennis die gaandeweg wordt vergaard, vloeit terug in het onderwijs en wordt gebruikt door de energie-ingenieurs van morgen.