Van multidisciplinair samenwerken krijg je positieve energie
Als hybride docent/onderzoeker bij HAN Biocentre werkt Rudi van Hedel mee aan de ontwikkeling van een biobased bushokje. Een uitdaging op vele fronten. Vanwege de multidisciplinaire insteek krijgt iedereen er vooral heel veel positieve energie van.
Van Hedel is werkzaam als projectmanager Biobased & Circular Economy bij ingenieursbureau Sweco. In augustus begon hij bij HAN Biocentre als hybride docent/onderzoeker. Daar werkt hij momenteel 1 dag in de week met studenten Industrieel Product Ontwerpen aan de realisatie van een heus circulair bushokje (alias biobased abri), samen met nog twee bedrijven die mede-opdrachtgever zijn: Outdoor Furniture Nederland (OFN) en reclamecentrum Text-line.
Wat waren je drijfveren om de rol van hybride docent/onderzoeker op je te nemen?
“Het leuke ervan is dat het een functie is die veel vrijheden biedt vanuit vele kanten. Mijn rol zit tussen de drie O’s van onderwijs, onderzoek en ondernemers in. Ik kan mijn kennis vanuit Sweco het onderwijs in brengen, en andersom weer mee terugnemen. Bij het Biocentre was nadrukkelijk behoefte aan samenwerking met Engineering. En Sweco vond het juist weer belangrijk dat we jong talent mee opleiden tot gekwalificeerde ingenieurs van de toekomst. We waren benieuwd hoe die wisselwerking uit zou pakken.”
En? Hoe bevalt het tot nu toe?
“Heel erg goed. Je moet natuurlijk wel met jongeren om kunnen gaan, en ik haal daar veel voldoening uit. Het vraagt een heel andere benadering dan wanneer je ‘gewoon’ een project voor het bedrijfsleven doet: het onderwijs staat bij dit project natuurlijk voorop. Het enorme enthousiasme en de energie van de jongeren is me vooral opgevallen. Wie de jeugd heeft, heeft de toekomst. Ik vind het mooi de kennis vanuit de bedrijven met die jeugd te kunnen delen.”
Met die jeugd werk je nu aan de ontwikkeling van een circulair bushokje. Wat leren jullie daarin van elkaar?
“Met de ontwikkeling van het circulaire bushokje, of biobased abri, ben je met de toekomstige ge-bruiker en zijn of haar beleving bezig. Zíj zijn die toekomstige gebruikers. Voor je het weet lopen wij, als oudere generatie, achter de feiten aan omdat wij nog uit de tijd komen dat je heel anders met de bus ging. De tijd is veranderd, dus de manier van ontwerpen ook. Door die forenzen van de toekomst word je gedwongen te kijken hoe zij die toekomst zien.”
Is het lastig om praktijk en onderwijs in zo’n project bij elkaar te krijgen?
“Nee, het is juist ontzettend leuk. Ik, en Sweco met mij, worden zo weer alerter gemaakt. Je bent samen aan het nadenken over veranderende functies. Je kunt de echte, harde leerstof onderbrengen in een project dat studenten oprecht leuk vinden. Daar krijg ik heel veel energie van. Ik kom er echt vrolijk van thuis. Ik ben ervan overtuigd dat als je zowel studenten, docenten als bedrijven enthou-siast krijgt, je iets bijzonders krijgt. Omdat je er allemaal graag extra tijd in steekt.”
Kun je al wat meer onthullen over het biobased bushokje zelf?
“Het is een circulaire en biobased combinatie van bushokje en abri. Eerst maken we met 2e jaars studenten een voorontwerp, en later met een nieuwe groep 3e jaars studenten een daadwerkelijke fysieke pilot. Het bijzondere aan de abri is dat die biobased én circulair is. Dat is minder vanzelf-sprekend dan het lijkt. Bushokjes zijn nu gemaakt van beton, aluminium, plastic. Hier zijn die ver-vangen door biobased materialen: hout, biocomposieten en bioplastics.”
Wat is dan precies de uitdaging qua biobased én circulair?
“Omdat niet alle biobased materialen ook circulair zijn. Je hebt nog steeds te maken met een CO2-footprint, en alles moet 100% circulair zijn op productniveau. Aan het einde van de levensduur moet alles weer gerecycled kunnen worden. Behoorlijk uitdagend. Bovendien krijg je te maken met allerlei andere vragen: hoe integreer je elektronica? Hoe ontwikkel je smart traffic sensoren? Wat doe je met de reclame voor de abri? Je kijkt dus heel multidisciplinair naar zo’n bushokje: niet alleen qua industrieel ontwerp, maar ook werktuigbouwkundig, elektrotechnisch en zelfs bedrijfskundig.”
Maar ondanks de uitdagingen komen er straks twee pilots te staan
“Zeker. Want ondanks alles moet je de functionaliteit continu in de gaten houden. Daar wijzen we de studenten ook steeds op: futuristisch denken is leuk, maar gemeentes willen straks gewoon iets hebben staan dat praktisch toegepast kan worden. We zijn allemaal heel enthousiast, maar moeten ook met beide benen op de grond blijven staan. Dat is gelukt: in februari gaan we aan de slag met het echte doorontwerp, en in juni 2020 staan er twee fysieke pilots van de biobased bushokjes in de Bilt en in Arnhem. Absoluut en zonder twijfel.”
Komen er nog meer van dit soort vergelijkbare projecten aan?
“Ja. Er zijn veel materialen die we vanuit het Biocentre kunnen gaan ontwikkelen. We willen onze kennis verbreden en meer samenwerken met techniek. Denk dan aan nieuwe materialen op basis van schimmels, of biobased bouwproducten of isolatiemateriaal. Circulair is gewoon het nieuwe denken: we willen lang gebruik blijven maken van deze mooie aarde. Dan zul je energie- en materiaalgebruik toch echt drastisch moeten gaan veranderen.”