Werkvormen
Je vindt hier een aantal werkvormen die je kunt inzetten binnen de Methode Wederzijds Begrip.
Werkvormen fase 1
Hieronder beschrijven we werkvormen die je kunt inzetten of die helpen om het goede gesprek met elkaar te voeren. Om zo kennis te maken, begrippen te verhelderen en een gezamenlijk doel te formuleren.
Hang een aantal flaps op met op elke flap één van de volgende vragen.
- Wat is jouw intentie tot samenwerking? Denk aan: iets verbeteren, vernieuwen, delen, uitwisselen, creëren, etc. Probeer het zo nauwkeurig mogelijk op te schrijven.
- Waar blink je in uit? Waar ben jij goed in?
- Waar sta je voor? Wat zijn jouw waarden?
- Waar wil je naartoe? Welk effect wil je bereiken?
- Wat vind jij het bestaansrecht van het samenwerkingsverband? Wat gebeurt er als we dit niet doen?
- Ieder groepslid schrijft – zo mogelijk in een eigen kleur- zijn EIGEN antwoord op de vraag op de flap. Als iedereen dit voor heeft gedaan, licht iedereen zelf zijn antwoorden toe in een korte pitch.
De uitkomsten van Werkvorm 1 zijn de basis voor gezamenlijke intenties en ambities. Per flap gaan jullie in gesprek met elkaar over de volgende vraag: wat zou het antwoord van dit samenwerkingsverband als groep moeten zijn?
Uitgangspunten bij het formuleren van een groepsantwoord per vraag zijn:
- Iedereen komt aan het woord.
- Iedereen kan zich vinden in het antwoord.
De vorige 2 werkvormen leiden tot het laatste onderdeel van deze stap. Bedenk met elkaar een werkwijze om vanuit voorgaande informatie een ‘publiceerbare’ tekst samen te stellen, waarin staat:
- dit is onze essentie;
- dit is onze visie;
- dit is ons doel of onze ambitie.
Als iedereen tevreden is over deze tekst ondertekenen de groepsleden dit document. Bij elke volgende stap kun je deze tekst erbij pakken als richtlijn en hulpmiddel.
Werkvormen fase 2
Hieronder vind je een aantal werkvormen beschreven die je kunt inzetten om begrippen te kiezen.
- Voorbereiding: selecteer een casus die representatief is voor de partners in en het doel van het samenwerkingsverband en deel deze casus met collega’s.
- Verdeel de rollen:
- 1 gespreksleider
- 1 of 2 observanten
- Deelnemers
- De deelnemers gaan in gesprek over de casus:
- Wat is het probleem?
- Wat is de gewenste uitkomst?
- Wat maakt het complex?
- Hoe wordt deze casus op dit moment aangepakt?
- Wat is mijn professionele rol in deze casus en wat verwacht ik van de partners?
- Wie is waarvoor verantwoordelijk?
- Waarover verschillen we van mening?
- Hoe komt dat?
- De gespreksleider leidt het gesprek.
- De observant noteert tijdens het gesprek woorden die vaak worden gebruikt en die voldoen aan één of meer criteria.
- Iedereen bekijkt zelf het lijstje met criteria van begrippen die zich lenen voor begripsvorming.
- Bedenk per criterium één of meer begrippen die voldoen aan het criterium.
- Voeg alle begrippen van iedereen samen en bekijk de overlap.
- Vanuit Werkvorm 1 en/of 2 is een lijst met begrippen voortgekomen. Deze schrijf je op een flap en hang je op in de ruimte.
- Iedere deelnemer krijgt vijf stickers. Hij/zij verdeelt deze stickers over de begrippen die zijn/haar voorkeur hebben voor begripsverheldering.
- Kies de begrippen met de meeste stickers.
- Less is more! Dus 4 of 5 begrippen is al heel mooi om mee te starten.
Werkvormen fase 3
Hieronder beschrijven we een aantal werkvormen die we kunnen inzetten om het proces van betekenisgeving te doorlopen.
- Verdeel de begrippen over de groepsleden.
- Elk groepslid gaat ten aanzien van een bepaald begrip op zoek naar informatie en definities. Bronnen die hierbij gebruikt kunnen worden, zijn o.a.:
- websites van kenniscentra en beroepsverenigingen;
- (online) artikelen;
- boeken;
- beleidsstukken van betrokken organisaties.
- Probeer minimaal 3 verschillende definities van een begrip te vinden. Leg de verschillen en overeenkomsten uit. Waardoor ontstaan deze?
- Schrijf alle begrippen op een flap.
- Zet een kookwekker op bijvoorbeeld 15 minuten.
- Schrijf allemaal je associaties bij een bepaald begrip op de flappen. Niets is fout en je mag alles opschrijven. Ga nog geen discussie aan.
- Zet de kookwekker op 5 minuten:
- Ieder groepslid omcirkelt per flap de essentie/ kern van wat is opgeschreven.
- Ieder groepslid onderstreept woorden waaruit een visie, standpunt of zienswijze blijkt.
- Indien stap 1 en 2 beiden zijn uitgevoerd, bundel de resultaten en vat samen.
- Werk in duo's per begrip: waarover is consensus? Waarover bestaan verschillen? Welke perspectieven liggen ten grondslag aan dit verschil?
- Benoem met elkaar welke werkvormen en vragen efficiënt zijn en welke minder.
- Bekijk nog eens het visiedocument uit stap 1. Wat valt op als je dit nu leest?
Werkvormen fase 4
Hieronder zie je een aantal werkvormen die je kunt inzetten de uiteindelijk gekozen definities vast te stellen. Dit nadat je de begrippen hebt besproken.
Ga met elkaar de dialoog aan over de definities van de begrippen.
- Spreek uit wat volgens jullie de kern is van een begrip en waarom. Gebruik hierbij het eerder gemaakt document met jullie visie en doel.
- Ontdek met elkaar wat de oorzaken zijn van de verschillen en overeenkomsten in definities, perspectieven en uitgangspunten.
- Formuleer met elkaar de definities van de begrippen.
Om ervoor te zorgen dat jullie in dialoog blijven, is er een aantal hulpmiddelen:
- LSD: Luisteren, Samenvatten en Doorvragen.
- Talking stick: alleen degene met de talking stick is aan het woord, de anderen luisteren en stellen vragen.
- Stel een gespreksleider aan die de dialoog bewaakt.
De vorige twee werkvormen leiden naar het laatste onderdeel van deze fase. Bedenk met elkaar een werkwijze om vanuit voorgaande informatie een ‘publiceerbare’ tabel samen te stellen, waarin staat:
- het begrip;
- de definitie waarover consensus is;
- de eventuele verschillen die er zijn;
- de visie, doelen en perspectieven die ten grondslag liggen aan jullie duiding van dit begrip.
Werkvormen fase 5
Hieronder zie je een aantal werkvormen die je kunt inzetten om ervoor te zorgen dat je de begrippen ook daadwerkelijk gebruikt. En om de consequenties van de nieuwe definities te overzien.
- Ieder groepslid legt beide documenten (het visiedocument uit fase 1 en het begrippendocument uit fase 4) voor aan een collega of samenwerkingspartner buiten jullie samenwerkingsverband
- Wat valt voor deze persoon op?
- Wat betekenen deze begrippen voor het werken in de praktijk?
- Voeg alle feedback bij elkaar en vat het samen. Welke aanwijzingen voor gebruik in de praktijk komen hieruit voort?
- Ieder groepslid legt beide documenten (het visiedocument uit fase 1 en het begrippendocument uit fase 4) voor aan een collega of samenwerkingspartner buiten jullie samenwerkingsverband
- Selecteer samen een casus.
- Neem jullie visie en doelen als uitgangspunt.
- Lees de definities nogmaals: hoe verandert de werkwijze n.a.v. deze definities? Deze veranderingen kunnen ook subtiel zijn. Bijvoorbeeld:
- de wijze waarop je met je doelgroep in gesprek gaat;
- de wijze waarop je met stakeholders in gesprek gaat;
- de manier van samenwerken;
- de woorden die je kiest in je communicatie;
- een verandering in mensen die je betrekt;
- de manier waarop je met elkaar naar buiten treedt.
- Maak samen een lijstje van afspraken n.a.v. Werkvorm 2.
- Maak samen afspraken over de wijze waarop je het proces evalueert.